Tichelgaten of kleiputten

Toen in de Middeleeuwen omstreeks 1100 de kunst van het steen bakken, die na de Romeinen was verloren gegaan, weer was ondekt door de monniken gebruikte men klei uit de plaatselijke rivieren. De klei werd niet naar de fabriek gebracht, zoals nu maar de fabriek werd naar de klei gebracht. Dichtbij de plaatsen waar stenen nodig waren. Men bouwde hout of turf gestookte ringovens bij de winplaats van de klei. De klei werd ter plaatse gewonnen en in een veldoven tot bakstenen verwerkt. De winputten waaruit de klei werd gewonnen, de tichelgaten, werden na gebruik achtergelaten in het landschap en zijn nog steeds in het landschap aanwezig al zal niemand ze meer als zodanig herkennen en verbinden met middeleeuwse steenfabrieken. Pas in de 18e eeuw ontstonden de steenfabrieken waar op industriële wijze bakstenen werden vervaardigd. Nog steeds zijn langs de rivieren een aantal steenfabrieken werkzaan waar met nu moderne productietechnieken bakstenen voor de woning- en utiliteitsbouw worden gefabriceerd. Het aantal steenfabrieken is de laatste jaren echter dramatisch afgenomen. In b.v. Maurik waar vroeger tientallen steenfabrieken waren en in 1105/1106 nog de stenen voor de bouw van Arnhem gebakken zijn is er geen een meer over. Aan de Nederrijn/Lek is alleen de firma Roodvoet in Rijswijk nog over gebleven.

tichelgat in wiel